Impresario´s beschamen vertrouwen van artiesten?

31-8-2011

Afgelopen maandag verscheen een persbericht van de Open Universiteit over de uitkomsten van een onlangs uitgevoerd onderzoek. Het bericht bevat uitspraken die een reactie hebben ontlokt bij Paul Zwikker van Zwikker Entertainment Group, tevens Platformwoordvoerder bij CLC-VECTA.

Persbericht

Onderzoek: Impresario’s beschamen vertrouwen van artiesten
Impresario’s, bookers en artiestenbureaus hadden geen goede naam. Na bestudering van tientallen contracten in het kader van zijn promotie-onderzoek aan de Open Universiteit, kan Ton Lamers niet anders dan concluderen dat dit nog steeds terecht is: ‘De gemiddelde artiest laat zich nog altijd bedonderen terwijl dat niet hoeft.’ In zijn proefschrift pleit hij voor de acceptatie van ‘contractengroepen’ in het Nederlands recht zodat de rechten van artiesten beter beschermd kunnen worden. Ton Lamers, docent Musiconomie aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten, promoveert op vrijdag 2 september aan de Open Universiteit op het proefschrift ‘Contracteren door intermediairs in de muziekindustrie’.

In deze studie wordt onderzocht welke verschillende juridische gedaanten de intermediair in de muziekindustrie kan aannemen, en welke rechten en plichten voor de verschillende rechtssubjecten (de organisator, de intermediair en de musicus) hier uit voortvloeien. In Nederland is het gebruikelijk dat een organisator van bijv. een festival niet rechtstreeks de artiesten inhuurt, maar een intermediair benadert: een impresario, booker of een artiestenbureau. Het aantal intermediairs in de muziekindustrie is groot: alleen al in Nederland staan zo’n 27.000 bureaus ingeschreven in het Handelsregister.

Blind vertrouwen
De intermediair is degene die alles juridisch regelt. Hij sluit meestal twee contracten af: één met de festivalorganisator waarbij de intermediair de verplichting aan gaat dat een bepaalde artiest zal optreden op het festival, en één met de artiest waarbij de intermediair als opdrachtgever optreedt. De artiest weet daarbij meestal niet welke prijs de festivalorganisator aan de intermediair betaalt voor het optreden, of met andere woorden: wat de intermediair aan de artiest verdient. Promovendus Lamers: ‘Intermediairs geven zelden vrijwillig opening van zaken. Nog opmerkelijker is dat de artiesten hier vaak niet om vragen terwijl ze wettelijk gezien, altijd om inzage kunnen vragen. Artiesten vertrouwen nog steeds blind op hun impresario’s, ten onrechte.’

Contractengroepen
Lamers helpt als docent aan de ArtEZ hogeschool voor de kunsten studenten bij het opzetten van een eigen onderneming. ‘Het idee dat je als kunstenaar vooral met je kunst bezig moet zijn, en dat het maken van zakelijke afspraken alleen maar afleidt en zelfs zonde van je tijd is, is echt achterhaald. Artiesten zijn ondernemers, ze moeten zelf financieel de broek kunnen ophouden en zakelijk opereren. Daarbij kunnen ze gerust gebruik maken van de expertise van intermediairs, maar moeten ze zich assertief opstellen en openheid eisen.’ Lamers pleit voor de acceptatie van de theorie van ’contractengroepen’ in het Nederlands recht op basis van een rechtsvergelijkend onderzoek naar de toepassing van contractengroepen in het Franse en Belgische recht. In een contractengroep houdt de intermediair de juridische regie, maar er geldt openheid van zaken en alle partijen kunnen elkaar aanspreken ook al zijn ze niet door een bilaterale overeenkomst verbonden (in dit geval meestal de organisator en de artiest).

Over de promovendus
A.H. (Ton) Lamers (Enschede, 1960) studeerde aan het conservatorium te Enschede. Naast een carrière als docent en adjunct-directeur in het amateurmuziekonderwijs volgde hij nog diverse opleidingen op het gebied van bedrijfseconomie en studeerde hij Rechtswetenschappen. Inmiddels heeft hij zich ontwikkeld tot economisch-juridisch specialist op het gebied van de uitvoerende kunsten. Vanaf 1990 ontwikkelde Ton Lamers vanuit de ArtEZ hogeschool voor de kunsten het kennisgebied dat de fiscaaleconomische, juridische en marketing technische omgeving van de uitvoerende kunstenaar betreft en dat ‘musiconomie’ wordt genoemd. Hij publiceert regelmatig over musiconomische thema’s en is en veelgevraagd adviseur en spreker. Hij schreef ‘Musiconomie’, een boek over de zakelijke kanten van de beroepspraktijk als muzikant, dat als een standaardwerk op dit gebied kan worden beschouwd. Naast zijn werkzaamheden als docent heeft hij een zelfstandige rechtspraktijk.

Reactie Paul Zwikker

Het is inderdaad juist dat er in het verre verleden, op het in het onderzoek genoemde vlak, regelmatig misstanden zijn geweest. De branche heeft dat, door middel van haar brancheverenigingen, met CLC-VECTA voorop, grotendeels door zelfregulering in de juiste proporties kunnen terugbrengen, niet in de laatste plaats door de controle die opdrachtgevers/afnemers zelf hebben gekregen door middel van het internet. Namelijk, bijna alle verkoopprijzen van artiesten en groepen zijn met naam en toenaam te vinden op talloze boekingssites.

Op deze sites staan de verkoopprijzen exclusief B.T.W. vermeld van praktisch alle relevante artiesten en groepen. Aangezien inmiddels artiesten en musici bijna allemaal met een VAR verklaring werken, dus ook exclusief B.T.W. factureren, is het een simpele rekensom wat het boekingbureau er aan overhoudt, namelijk genoemde verkoopprijs minus de door de artiest te factureren gage. Daarbij dient nog wel rekening te worden gehouden dat er van de verkoopprijs vaak ook nog de kosten voor faciliteiten, zoals geluid en licht, afgetrokken dienen te worden, waarvan de artiest meestal de prijzen kent omdat hij of zij zelf het facilitairbedrijf heeft uitgezocht.

Het is dus voor 90% van alle artiesten snel uit te rekenen wat het bureau er aan overhoudt. Als een artiest of groep vindt dat de vergoeding voor het bureau buitenproportioneel is, dan staat het hem vrij om niet met dat bureau in zee te gaan. Echter de stelling dat hij of zij niet weet of kan weten wat er aan een optreden verdiend wordt door het bureau is pertinent onjuist. Als het gaat om managementcontracten, waarbij de artiest of groep wordt vertegenwoordigd door een manager, is de controle nog gemakkelijker omdat de artiest in die gevallen een managementcontract voor langere termijn aangaat, waarin alle condities en vergoedingen worden benoemd.

Van de door Ton Lamers genoemde 27.000 ingeschreven bureaus bij de K.v.K. die artiesten zouden bemiddelen, is nog geen 5% werkelijk binnen de branche actief werkzaam, iets dat zeker in het onderzoek genoemd zou moeten worden. Jaarlijks worden er over de honderdduizend overeenkomsten afgesloten door impresariaten en boekingsbureaus voor optredens van artiesten en groepen in zowel het openbare als het besloten (b.v. bedrijfsfeesten) circuit. Het is dan ook werkelijk ongelooflijk dat Ton Lamers op basis van “tientallen” contracten generaliseert en daarmee de branche afschildert als, op zijn zachts gezegd, niet bonafide. Hij doet daarmee te kort aan de meeste bureaus die werken op basis van vertrouwen en goede afspraken met hun artiesten en groepen.

Naar aanleiding van het bovenstaande bericht heetf Paul Zwikker het gehele proefschrift mogen ontvangen. En hoewel de uitspraken in het persbericht erg ferm zijn en wellicht niet helemaal de juiste strekking hebben, heeft Paul na het lezen van het proefschrift in een vervolgreactie zijn visie bijgesteld.

Geachte heer Lamers,

Hartelijk dank voor het toezenden van uw proefschrift “Contracteren door intermediairs in de muziekindustrie”, uitgegeven door Kluwer.

Een eerste verkenning leerde mij dat het een goed onderbouwd document is geworden, dit in tegenstelling tot mijn eerdere conclusie op basis van het persbericht.

Ik zal het met grote aandacht lezen omdat het mij, ondanks dat ik circa veertig jaar op bestuurlijk- en directieniveau in de branche werkzaam ben, hernieuwde inzichten zal geven in een materie die zolang artiesten en “bemiddelaars” bestaan conflictueus is en vermoedelijk nog in lengte van dagen zal blijven, zolang de overheid niet ingrijpt. Deze overheid heeft in het verleden diverse pogingen gedaan om dit soort zaken te reguleren, maar een poging wagen staat nog niet gelijk aan goed uitvoeren en controle uitoefenen op naleving.

Ik hoop dat uw proefschrift een aanzet mag worden tot een serieuzere aanpak door de overheid, waardoor het kaf van het koren gescheiden zal worden en het imago van de bonafide impresario’s, managers en boekingskantoren gewaarborgd wordt.

Met vriendelijke groet,

Paul Zwikker

Wil jij ook reageren? Mail jouw reactie naar Dineke Philipse en wij zorgen voor plaatsing.

Zoeken in nieuws

 

Zoekterm

Kennispartners & preferred suppliers